‘Ik ga niet meer naar school!’ Dit laatste komt er met een kreet uit. En dan is het stil. Een ongemakkelijke stilte die overgaat in zacht gesnik.
Paul is begin 50 en heeft een goede baan als IT specialist. Hoewel hij tevreden is met zijn leven, kampt hij al jaren met een gevoel van onzekerheid. Hij heeft een laag zelfvertrouwen en heeft het gevoel dat hij zich onnodig wegcijfert, waardoor hij carrièrekansen heeft laten liggen. Paul is een sympathieke en positief ingestelde man die het met iedereen goed kan vinden, maar zijn lage zelfvertrouwen begint hem steeds meer parten te spelen.
Ik ben met Paul in gesprek. Hij wil werken aan zijn zelfvertrouwen en wil het zeurderige gevoel van ‘er niet toe doen’ overwinnen. Paul kan goed reflecteren en analyseren, maar voelt dat hij dit probleem niet op een verstandelijke manier kan oplossen. Hij zou zichzelf het liefst ‘aan zijn haren omhoogtrekken uit het moeras’, maar beseft dat hij daar toch echt hulp bij nodig heeft.
Paul werd op de lagere school veel gepest. Hij denkt dat hier zijn gevoel van onzekerheid is ontstaan. Ik merk dat als hij hier over praat er een andere energie zichtbaar wordt. Hij praat zacht, is verdrietig en ook zijn lichaamshouding verandert in een timide en verlegen man. Als ik hem vraag wat hij voelt, antwoordt hij dat hij weer terug is bij dat ‘gepeste kind’.
Mag ik eens praten met dat gepeste kind?
Ik vraag hem of ik mag praten met dit gepeste kind. Hij kijkt verbaasd maar lijkt het ook wel spannend te vinden. Ik nodig hem uit om een andere plek te zoeken waar hij als gepest kind zou willen gaan zitten.
Hij staat op van zijn stoel en zonder verdere woorden zoekt hij een plek op de grond tegen de verwarming, waar hij met opgetrokken benen gaat zitten met zijn handen over zijn hoofd.
Ik draai mijn stoel naar hem toe en vraag hem hoe het gaat. Het blijft stil. Minutenlang spreekt hij geen woord. Ik voel de spanning van het verdriet en de eenzaamheid.
Ik ga niet meer naar school!
‘Ben jij het gepeste kind, waar Paul het steeds over heeft?’
Langzaam komt er beweging in het hoopje machteloosheid wat tegen de verwarming zit. ‘Ja, maar ik heb niks gedaan. Ik durf niet meer over het schoolplein te lopen, want ze zoeken me steeds op’. Ik ga niet meer naar school!’ Dit laatste komt er met een kreet uit. En dan is het weer stil. Een ongemakkelijke stilte die overgaat in zacht gesnik.
Je bent verdrietig en ik begrijp dat je niet meer naar school wil. Wat zou je wel willen?
‘Dat ze me met rust laten en niet steeds vervelende dingen naar me roepen. Ik wil gewoon met iedereen spelen. En ik wil dat ze me aardig vinden !’
Wat zou jij kunnen doen om aardig gevonden te worden? ‘Nou ja, ik weet niet, misschien meer opkomen voor mezelf en duidelijk zeggen wat ik leuk of niet leuk vind.’
Zou Paul je daarbij kunnen helpen?
‘Ja, hij moet niet doen alsof ik er niet ben. Ik ben een belangrijk deel in zijn leven. Voorlopig is hij nog niet van me af. Ik zou willen dat Paul me meer aandacht geeft en voor me opkomt als het nodig is’.
Je wil dat de volwassen Paul je aandacht geeft en je beschermt. Is dat wat je wil? ‘Ja, dan voel ik me veilig en kan ik de hele wereld aan’.
Ik vond het prettig om even met je gesproken te hebben. Dank je wel!
Zou je weer willen gaan zitten op de plaats van Paul?
Paul komt weer terug op zijn stoel en kijkt eerst nog wat onwennig en beduusd. Hij neemt de tijd om weer een balans te vinden en de energie van het gepeste kind in hemzelf te integreren. Hij is blij verrast dat hij zo concreet dit deel van hemzelf kon ervaren en is vast van plan om het kind in hem voortaan in bescherming te nemen en voor hem op te komen.
Ik neem afscheid van Paul. Het lijkt of hij met wat meer zelfvertrouwen de deur uit stapt.
(verkorte fictieve weergave van een voice dialogue sessie)
Ben Hoogenboom, directeur ZenCenter/ Centrum voor zingeving